Wat is Samhain beste mensen , wat is Halloween?
Waarom vieren we dat?
Om beter te begrijpen waar het vandaan komt moeten we terug gaan in de geschiedenis.
We gaan terug naar de wereld van Koning Arthur en verder nog naar de wereld van de oude Kelten.
Men geloofde in de middeleeuwen dingen waar we tegenwoordig allang niet meer in geloven.
Maar is dat zo geweldig?
Stel dat dat geloven geen geloof was maar een weten, een diep weten, een weten dat terug gaat en verbonden is met de diepste wijsheid van onze oude voorouders, die op hun beurt in direct contact stonden met de bron.
Dus in mijn verhaal heb ik het niet over geloven maar over weten.
En in de middeleeuwen, in de tijd van Koning Arthur en de tijden daarvoor wist men dat Samhain een bijzonder moment was. Het was en is het begin van de donkere periode van het jaar. Het duurt van 31 okt. tot 1 februari. In deze tijd staat de wereld van de voorouders en de wereld van de doden dichterbij dan anders. Sommigen ervaren hen in de donkerste dagen voor de kerst als de aanwezigheid van engelen. Het maakt niet uit. Het gaat er om dat we hun zegeningen mogen ontvangen.
Soms brengen we kleine offers naar de kerkhoven, naar de graven waar onze geliefden liggen. Soms brengen we kleine offers aan de elfen die waken over de graven, offers voor de elfen en offers voor de elfenkoningin.
Op het kerkhof staat een put. Die put is een oude bron waarbij sinds mensenheugenis de elfen wonen. Het is een bijzondere bron. Het heeft de zegen van de elfenkoningin.
Er wordt verteld dat wanneer je daar een klein vingerhoedje melk met honing brengt en achterlaat, je wensen binnen een jaar in vervulling gaan.
Maar pas op! Er groeien hele mooie witte bloemen daar, ze lijken wat op Brugmansia’s maar dan hebben ze ook die fonkeling die niet van deze wereld is. En een geur die onweerstaanbaar is. Maar ruik niet aan die bloem , steek je neus er niet in. De geur zal je meenemen naar de andere wereld. En wie weet zien we je nooit meer terug.
Het ergste wat je kan doen is zo’n bloem plukken. Als je dat zal doen dan zal je moeten dienen in het leger van de elfenkoningin, van de dageraad tot zonsondergang, van zonsondergang tot de dageraad, heel het jaar rond en dan het volgende jaar en dan nog een jaar en zo als maar door tot aan het eind der tijden.
Janet was een jonge vrouw, een prinses, niet de kroonprinses. Dat was haar oudere zus. Janet was een mooi meisje van een jaar of 17. Janet had lange blonde haren die tot bjna op haar heupen vielen. Haar ogen waren helder blauw en straalden altijd iets bijzonders uit. Goede en eerlijke mensen voelden zich altijd gelijk bij haar op hun gemak. Ze bewoog zich voort in waardigheid. Het was meer schreiden dan lopen dat ze deed. Haar te s=zien lopen, heel haar verschijning was betoverend. Haar stem klonk als een helder bergbeekje. Haar vader was vaak bezorgd over haar en wilde haar zo goed als hij kon beschermen tegen de boze wereld. Hij had haar verteld van de bron op het kerkhof. Hij had haar gewaarschuwd voor de bloem. Hij had haar verteld van Tam Lin, een prins die eeuwen geleden verdwenen was en sindsdien soms gezien wordt in de stoet van de elfen metde elfenkoningin voorop.
Met Samhain was er een groot feest op het kasteel van de ouders van Janet. Veel vrienden en familie was gekomen. In de grote ridderzaal klonken doedelzakken, trommels en schalmeien er was een geur van wildbraad, van bier en wijn. In de zaal hing een dikke rook. Er werd druk gepraat en zo nu en dan klonk er een lied. Voor Janet was het allemaal veel te druk. Zodra ze de kans schoon zag verliet ze het feest. Ze wilde alleen zijn, alleen in haar droom wereld, alleen met de stilte van de nacht. Van de keuken had ze een kannetje warme melk meegenomen en wat honing.
Ze begreep die drukte niet, al dat drinken en die schreeuwerigheid. Was er maar iemand die haar begrijpen kon. Iemand waar ze haar lief en leed mee delen kon. Dat was haar wens, haar grootste wens, haar liefste wens.
Nu ging ze naar het kerkhof. Onderweg roerde ze de honing door de melk. Het was stil op het kerkhof. Er hing een vredige rust. Janet wist dat dit deels door de doden kwam die daar begraven lagen maar nog meer omdat het een plek was waar zoveel elfen zijn.
Onderweg naar de put, roerend in de melk voelde ze en dacht ze diep na over haar aller liefste wens. Haar hart werd warmer en warmer, heel haar lichaam trilde zacht van opwinding. Ze voelde het en wist het zeker. Dit was wat ze wenste. Toen ze bij de put was aangekomen knielde ze neer. En daar naast de put goot ze het melkkannetje leeg terwijl ze met gesloten ogen haar grootste wens uitsprak. Haar stem klonk zo helder zo mooi. Tam Lin, de betoverde prins die over de put waakte werd op slag verliefd op haar. Maar hij kon niet bij haar komen. Een onzichtbaar gordijn scheidde haar wereld van de zijne. Janet droomde van haar prins en even voelde het alsof hij heel dichtbij was. Een heerlijke geur kroop haar neusgaten binnen. En toen ze haar ogen weer open deed zag de prachtig mooie bloemen die daar groeide. Ze was zo in haar droomwereld en voelde zich zo gelukkig, warm en blij dat ze niet dacht aan de waarschuwingen van haar vader. Direct pakte ze en bloem en boog voorover om haar neus er in te steken en de heerlijke zoete lucht helemaal te kunnen beleven. Ze streelde de bloem en de bloem begon nog heerlijker te ruiken. Alles om haar heen begon te veranderen. Het was nog donker maar toch ook weer niet. Het was nacht en alles leek te leven en alles scheen haar lief te hebben. Langzaam werd de sluier die deze wereld en de andere scheidt steeds dunner. De klok van het kappelletje van het kasteel sloeg twaalf keer Tam Lin keek bezorgd toe maar tevens voelde hij dat hij haar bijna kon aanraken. Behoedzaam pakte Janet de steel van de bloem, streelde haar nog eens en wilde haar plukken.
Plots schoot Tam Lin toe hij greep haar hand en zei: “ Doe het niet, meisje” Janet schrok en Tam Lin schrok van dat Janet schrok en sprong direct een meter achteruit. Als de elfenkoningin zou horen van wat hij zojuist gedaan had dan zou hij zijn paard verliezen en voortaan lopend de stoet der elfen moeten volgen. Janet hervond haar rust en keek de jonge prins aan: “ Wie ben je, en wat doe je hier?”
“Mijn naam is Tam Lin”, sprak de jonge prins,”Een paar dagen geleden heb ik zo’n bloem geplukt en nu kan ik niet meer terug. De bloemen, net als de bron behoren toe aan de elfenkoningin. De mensen mogen van het water drinken maar de bloemen laten staan. Ik ben zo dom geweest een bloem te plukken en nu zit ik gevangen in de elfenwereld. Maar mooi meisje, mag ik je vragen naar je naam.
“Mijn naam is Janet, Tam Lin, maar...”, zo sprak het meisje, “Het is niet een paar dagen geleden dat van ons bent heen gegaan. Er zijn al honderden jaren voorbij gegaan. Maar laat me je helpen. Ik vind je aardig, ik vind je lief. Ik wil dat we vrienden worden en misschien wel meer dan dat. Jij bent mijn droomprins. Ik weet het zeker. Van jou heb ik altijd gedroomd en als het moet zal ik voor je sterven”.
“Meisje, wat je zegt is waar”, zei Tam Lin, “ Ik ben de tijd vergeten, er is veel meer voorbij gegaan. Er zijn anderen geweest die me wilden helpen. Maar niemand die voor me sterven wil. En ik ben bang dat juist dat is wat er nodig is. De elfenkoningin wil mij niet kwijt. En vaak zegt ze tegen mij ‘ niemand zal er voor je willen sterven, Tam Lin, je blijft bij mij tot aan het eind der dagen.”
Janet zei: “Zeg me wat ik moet doen Tam Lin. Ik zal het doen Tam Lin. Ik doe het voor je”.
“Luister Janet, luister goed”, zo sprak Tam Lin, “we hebben niet veel tijd. Dit is de nacht van Halloween, dit is de nacht dat de elfenstoet voorbij zal trekken. Tegen de ochtend zullen we voorbij komen om de gestorvenen van het afgelopen jaar op te halen. Als de zon op komt zullen we verdwenen zijn. In de schemering moet je toeslaan. De stoet zal komen als de klok vier uur geslagen heeft. Als je hier wacht dan zullen we voorbij komen. De koningin rijdt voorop en ik ben de vierde ruiter. Je kan me herkennen aan mijn witte paard en de witte bloem die ik bij me draag. Ik kan de bloem niet laten gaan. Het ziet er uit als een bloem maar het zijn mijn boeien. Als je me ziet roep dan mijn naam en werp direct een rode cape over mij heen. Grijp me vast en wat er ook gebeurt: Laat me niet los! Meer kan ik niet vertellen. De klok zal weldra één uur slaan en dan zal de elfenkoningin mij roepen.”
Het beeld van Tam Lin vervaagde. De sluier die de werelden scheid werd dikker de klok sloeg één uur. En Janet kwam tot zich zelf. Ze schrok dat ze de bloem nog steeds vast had en let hem direct los. Ze kwam vlug overeind en haastte zich naar huis. Thuis gekomen zocht ze naar een cape maar kon er geen vinden in haar kamers. De enige rode cape die zij kon vinden was de koningsmantel van haar vader. Deze nam ze mee. Het was voor een prins per slot van rekening.
Al gauw was ze terug bij de put. Er was een uur voorbij gegaan. Steeds kouder werd het. Maar gelukkig had ze nu de warme mantel van haar vader bij zich. Ze sloeg hem om haar heen. Het was spannend maar ze wist heel zeker dat dit was wat ze wilde. De uren verstreken. Janet was stil, wakker en gefocust. De klok sloeg vier uur. En nadat de klok voor de vierde maal geslagen had klonk er direct het geluid van hoefgetrappel en het geluid van briesende en hinnikende paarden. Daar plotseling zag ze stoet. Werkelijk prachtig zagen ze eruit. De elfenkoningin reed voorop. Janet voelde dat de koningin haar niet kon zien zo lang ze zich onder de rode koningsmantel verborg. De koningi was werkelijk heel mooi. Ze reed op een prachtig wit paard beslagen met zilver en goud. De koningin was gekleed in hemelsblauw, haar haren waren als zilver haar ogen zo blauw en diep als de oceaan. Alles wat ze droeg was zilver en blauw, behalve haar zwaard en diens schede, die ware van goud. Janet kon zich haast niet voorstellen dat deze prachtige koningin haar prins gevange hield. Toch was dit zo en zzou alles doen om hem te bevrijden. Een tweede ruiter reed voorbij, bijna net zo mooi en prachtig als de koningin, een derde red voorbij. En daar ja, daar was Tam Lin. Hij keek duidelijk niet zo blij als de anderen. Direct sprong Janet op: “Tam Lin!” riep zei. En direct wierp ze de mantel over hem heen en trok hem van zijn paard. De stoet stopte als bij toverslag en al de elfen keken Janet angstwekkend aan. Janet drukte Tam lin stevig tegen zich aan terwijl de elfenkoningin op haar toe reed. Het gezicht van de elfenkoninh=gin werd steeds duisterder en grimmiger, niet langer droeg ze zilver en blauw. Al haar kleding en ook haar paard was zwart geworden. Ze zag eruit als een duivelin en al de elfen namen demonische vormen aan. Onder de koningsmantel bewoog Tam Lin, hij voelde niet aan als een mens. Janet’s handen gleden ander de mantel en voelden een natte koude slangenhuid. Janet draalde niet en greep de slang vast en drukte die tegen zich aan. De elfenkoningin kwam dichterbij en als ze haar mond opende kwamen er zwarte mistflarden te voorschijn. Ze verspreidde zich rond Janet en Tam Lin. Akelige klanken kwamen er uit haar mond. Janet wist dat dit vervloekingen waren. “Kaltular, Galbrahim, Doodskopkervel, Slangekruid, Madusa, Angrboda, meesters der duisteris... zo siste de elfenkoningin. De kerkklok sloeg 5 maal en de graven begonnen te kraken. Een akelig geluid klonk van brekende stenen. Kisten braken open en een geur van schimmels, dood en bederf verspreidde zich. Geraamtes en halfverteerde lichamen begonnen te dansen op een macabere melodie de een van de elfen op een doedelzak begon te spelen. Er klonk een geluid van rammelende botten en gebeente. Het was werkelijk ijzig koud en Janet voelde en zag dat ze niet langer een slang maar nu een koud skelet in haar armen hield. Toch hield ze hem vast. Ook al viel zijn skelet deels uit elkaar. Een aanzwellend geluid dan trommels klonk steeds luider en steeds dichterbij. Zelfs de schedel van Tam Lin viel op de grond maar Janet hield de ribbenkast goed vast. Ze had zijn hart dat wist ze zeker. De klok sloeg zes uur. Het begon al te schemeren. De elfenkoningin werd nu echt furieus. Ze kwam van haar paard en stampte rond Janet en keek haar ijskoud aan en sprak: “ Jij mag Tam Lin niet houden. Hij is van mij. Hij heeft zelf gekozen bij mij te zijn door de bloem te plukken. Die wet is zo oud als de wereld der elfen. Laat hem los Janet en ik geef je alles was je vraagt.
“Het enige wat ik wil, het enige dat mijn hart begeert is Tam Lin. Bij hem zijn de rest van mijn leven!”
Weer siste de elfenkoningin.
En het skelet veranderde nu in een ijzeren staaf, een gloeiende ijzeren staaf. Janet voelde haar handen branden. Rook steeg er van haar handen op. De pijn deed haar ogen huilen. Maar in haar hart wenste en wilde zij zo vurig en zo graag bij Tam Lin zijn dat zelfs de hitte van dit vuur haar niet liet twijfelen. En toen de klok zeven uur sloeg riep ze uit: “ als het moet dan zal ik voor hem sterven!!.
“Dan zal je sterven!”, sprak de elfenkoningin terwijl ze zichzelf in het zadel hees. En volle galop weer op haar witte paard, geleed in het zilver en blauw stormde zij op Janet toe, terwijl ze haar gouden zwaard uit de schede trok. Ze zwaaide met het zwaard door de lucht. Ze gaf en gil en haalde uit om met volle kracht Janet’s hoofd af te slaan. Maar net op dat moment kwamen de eerste zonnestralen achter de horizon te voorschijn en weg was de elfenkoningin en weg was de elfenstoet. Nu zakte Janet in elkaar ze had alles gegeven, alles wat ze in haar had. De meest zachte handen vingen haar op. Het was Tam lin die een witte bloem op de grond liet vallen. Eindelijk was de betovering gebroken. Een nieuwe betovering had zich meester van hem gemaakt. Maar dit was een betovering waar hij bewust voor gekozen had. Hij kuste Janet op haar mond en beloofde haar voor eeuwig trouw.